Toekomst religieus erfgoed in lokale handen
Het is positief dat de overheid zich het lot aantrekt van kerkgebouwen in Nederland. Dat vinden twee leden van de projectgroep Toekomst Religieus Erfgoed namens het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO-K). Het is ook een erkenning van de waarde van monumentale kerken.
‘Voor de toekomst van kerkgebouwen zijn de lokale kerkbesturen van groot belang.’ Jaap Broekhuizen, werkzaam bij de Protestantse Kerk, en Karien van Velsen, werkzaam bij de Katholieke Kerk, zeggen het nog net niet in koor. Terwijl de twee geloofsgenootschappen van oudsher toch een verschil in besturen kennen. Bij de protestantse kerken ligt de nadruk immers op plaatselijk bestuur, terwijl bij de katholieke kerk parochiebesturen voor bepaalde beslissingen instemming van het bisdom nodig hebben. Broekhuizen en Van Velsen zijn vertegenwoordigers van het CIO-K, het interkerkelijk contact in overheidszaken. Dit samenwerkingsverband van 31 kerkgenootschappen behartigt de gemeenschappelijke belangen bij de rijksoverheid. De twee zijn ook betrokken bij het programma Toekomst Religieus Erfgoed en overzien het speelveld goed. Hoewel ze de discussiepunten zo uit hun mouw schudden, overheerst optimisme. Allereerst is er optimisme over de inzet van kerkbesturen. In de Protestantse Kerk is het de bedoeling dat de 1500 kerkelijke gemeenten de komende tijd de nieuwe nota ‘Speelruimte gezocht’ erbij pakken en gaan praten over de toekomst van hun gebouw. In de katholieke kerk wordt in elk van de zeven bisdommen invulling gegeven aan het beleid rondom kerkgebouwen. Mét oog voor lokale verschillen. Een van de werkinstrumenten daarbij is het begrip ‘vitale parochie’.
Opdraaien voor meerkosten
Het uitgangspunt is ‘doorgaand religieus gebruik’ van de gebouwen. Of dat altijd zal lukken is de vraag. ‘Een kerkgenootschap is geen organisatie tot instand houding van gebouwen’, stelt Karien van Velsen. ‘Onderhoud is kostbaar. Een monumentale kerktoren met klok is natuurlijk mooi. En ook niet-gelovigen genieten daarvan. Maar zo’n toren staat iedere twintig jaar in de steigers als je hem wilt behouden. Een oude kerk heeft ook iedere zeventig jaar een nieuwe dakbedekking nodig. Vooruit, iedere honderd jaar als je geluk hebt.’ Ze krijgt bijval van Jaap Broekhuizen. ‘Neem de Sint-Maartenskerk in Zaltbommel, een enorme gotische kerk. Prachtig dat veel mensen dat gebouw bewonderen, maar die kerkgemeente heeft misschien maar honderdvijftig leden die alles draaiende houden. Het is niet redelijk dat een kerkgemeente of parochie moet opdraaien voor de enorme meerkosten van zo’n gebouw, als je dat vergelijkt met de kosten van een modern functioneel kerkgebouw.'
Extra middelen
Om kerkgebouwen toekomstbestendig te maken, zijn mensen en middelen nodig. De mensen zijn bijna zonder uitzondering vrijwilligers. Jaap Broekhuizen: ‘Als je contact opneemt met een kerk, krijg je een vrijwilliger aan de lijn. Leden van kerkbesturen zitten niet altijd direct goed in de materie. Ze buigen zich over de dagelijkse gang van zaken én over de toekomst. Ze ervaren veel regeldruk, ze moeten zich verdiepen in subsidies, in veiligheidseisen, in verduurzaming.’ Voor extra middelen voor hun kerkgebouwen kunnen ze soms terecht bij de overheid. Zo is er een subsidieregeling voor onderhoud van rijksmonumenten en een regeling voor restauratie vanuit de provincies. Van Velsen: ‘Als je aanspraak wilt maken op restauratiegelden, maakt het wel uit in welke provincie je kerk staat. Voor religieus erfgoed krijg je in de ene provincie meer subsidie dan in de andere. Bovendien is het een hele klus om de aanvraag rond te krijgen.’
Overheidsinspanningen om contact te leggen
De twee kerkvertegenwoordigers zijn positief over inspanningen van de overheid, op landelijk en gemeentelijk niveau, om contact te leggen. Van Velsen: ‘Die contacten zullen blijven en hopelijk leiden ze tot meer begrip, van beide kanten.’ De overheidsaandacht voor religieus erfgoed is ook een erkenning van de waarde van deze monumenten. Broekhuizen: ‘Vergeleken met andere categorieën monumenten zijn veel kerkgebouwen nog in oorspronkelijk gebruik. Hun interieurs bevatten vaak monumentale onderdelen, zoals wand- en plafondschilderingen, kerkbanken, zerkenvloeren en gebrandschilderd glas. Doorgaand kerkgebruik draagt in belangrijke mate bij aan het behoud van deze monumenten.’
Dit artikel verscheen eerder in het magazine Met Hart en Ziel: De kerk gisteren,
vandaag & morgen