Column: Delen is vermenigvuldigen

Sinds een paar jaar zijn ze regelmatig te zien op de catwalk: de zogenaamde half-half outfits. Twee jassen van boven naar beneden doormidden geknipt en vervolgens de verschillende helften weer aan elkaar genaaid. Een sterk statement dat past bij de deeleconomie van de 21e eeuw. En tegelijkertijd is deze trend ook weer niet zó nieuw.

Kijk naar het verhaal van Sint-Maarten, die leefde in de 4e eeuw na Christus. Bij een stadspoort stapt een legerofficier onverwacht van zijn paard af, trekt zijn zwaard en snijdt zijn dure soldatenmantel doormidden. Waarom? Omdat hij bij het binnenrijden van de stad een arme bedelaar in de ogen keek. Eén stuk hield hij zelf. Het andere stuk deelde hij met de bedelaar.

'WAT ZOU ER ALLEMAAL KUNNEN GEBEUREN ALS WE DE DEELECONOMIE AVANT-LA-LETTRE ALS UITGANGSPUNT NEMEN?'

Delen is vermenigvuldigen, een inspirerende gedachte. En toch, delen gaat lang niet altijd vanzelf. Neem die mantel van Sint-Maarten, daar gaat dus wél een zwaard doorheen. Stel je voor dat dat zou gebeuren met die prachtige kazuifels, die één van de ontwerpteams voorstelt om in de kerken te gebruiken. Maar soms overkomt het je gewoon. Zonder dat je het wilde, word je gedwongen om iets te delen. Neem bijvoorbeeld de Domkerk in Utrecht. Op 1 augustus 1674 stortte de helft van het kerkgebouw in elkaar vanwege een ongekend zware storm. Het hele middenschip was plotseling openbaar gebied. Een drama? Of een kans? Vandaag is dat middenschip een plein geworden. Openbare ruimte waar mensen op bankjes zitten. Kan dat nóg beter? Ruimte maken voor de stad? Zeker in een tijd waarin een oprechte deeleconomie hard nodig is?

De deeleconomie is ouder dan je denkt. En religieuze gebouwen hebben er altijd een belangrijke rol in gespeeld. Kerken, kloosters. Op de beste momenten in de geschiedenis stonden die gebouwen niet symbool voor de macht – maar juist voor de tégenmacht. Stond de deur open voor wie maar wil. Uit een oude Romeinse brief blijkt bijvoorbeeld dat de eerste christenen opvielen doordat ze heel tegendraads hun tafel deelden met anderen. En in de Benedictijnse traditie is de gastvrijheid tot een deugd verheven: onbevangen delen met wie er ook maar op je pad komt. Wat zou er allemaal kunnen gebeuren als we die deeleconomie avant la lettre als uitgangspunt nemen om ons kerkelijk erfgoed gereed te maken voor de 21e eeuw? De ontwerpen die worden gepresenteerd, lichten een tipje van de sluier op. Zomaar een begin. Tenten in de kerk, om beschutting en warmte te bieden aan wie dat wil. Een kruidentoren die bevochtigd wordt met behulp van regenwater, om heel lokaal ingrediënten te verbouwen voor maaltijden om weg te geven. Een tuin om de kerk, om de verstening in de stad tegen te gaan en van de kerk een groene plek te maken om op adem te komen. Delen is vermenigvuldigen. Je weet niet half wat je allemaal kunt doen als je het lef hebt om je jas doormidden te snijden.

Willem Jan de Hek is predikant van de Jacobikerk te Utrecht, architect en jurylid van de prijsvraag Sublieme Schoonheid | Sublieme Duurzaamheid.

Dit is een verkorte versie van de column die Willem Jan de Hek uitsprak bij de presentatie van de ontwerpen van de prijsvraag Sublieme Schoonheid | Sublieme Duurzaamheid. Dit column verscheen eerder in het magazine Met Hart en Ziel: De kerk gisteren, vandaag & morgen