Kerk en kunst hervinden elkaar
Na een lange periode van gescheiden wegen, is er sinds eind vorige eeuw weer toenadering tussen kerk en kunst. Recent voorbeeld: het project 'Kerk en Kunst'. Schets van een veelbewogen ontwikkeling.
Voor het project ‘Kerk en Kunst’ gingen zeven kunstenaars uit verschillende kunstdisciplines eind vorig jaar in diverse kerken in Nederland op zoek naar de betekenis van het kerkgebouw. Kunsthistoricus Joost de Wal schreef portretten van de zeven kunstenaars en reflecteert op hun manifestaties met publiek die in november 2019 plaatvonden. Maar eerst schetst De Wal hieronder de context waarin kerk en kunst elkaar gevonden, kwijtgeraakt en weer teruggevonden hebben.
Sinds het vroege christendom is in talloze kerken het heil verbeeld en het geloof visueel present gesteld. In de late negentiende eeuw, met de opkomst van de autonome kunst en de onafhankelijke kunstenaar, begon echter een scheiding van wegen. Er werd wel voor kerken gewerkt in traditionele stijlen en dienende vormen, maar de afstand tot de eigentijdse kunst nam toe. Lange tijd stonden kerk en moderne kunst wantrouwend tegenover elkaar. De kerk vond de moderne kunst seculier en godsdienstkritisch. De kunst vond de kerk een instituut ter knechting van de geest.
Nog altijd zijn er kerkvertegenwoordigers en kunstenaars die er zo over denken. Maar sinds het laatste kwart van de vorige eeuw is er sprake van een nieuwe toenadering. Tegen het decor van een voortschrijdende secularisatie en een veranderende invulling van religie, hervinden kerk en kunst elkaar in het besef dat beide een levensvisie vertolken en beide uitdrukking geven aan dezelfde existentiële vragen, zonder de antwoorden te hoeven delen.
Met nieuw elan geeft men, waar mogelijk, in Nederland weer opdrachten voor permanente kunst. Kerkbesturen en kerkelijke kunstcommissies kiezen daarvoor steeds vaker kunstenaars uit de eens zo bedenkelijke museale wereld. De achtergrond of religieuze motivatie van de kunstenaar speelt daarbij amper nog een rol; inventiviteit en beeldende kracht staan voorop. Het leidt tot een kerkelijke vernieuwing van inhoud, stijl en techniek.
Kerken worden meer dan voorheen ontmoetingsplaatsen van kerk en kunst. Tentoonstellingen en passende presentaties openen de weg tot reflectie en gesprek. In een groeiend aantal initiatieven vervult hedendaagse kunst een tijdelijke rol. Kerken die nog als kerk functioneren nemen deel aan landelijke, regionale en lokale kunstmanifestaties, en aan evenementen als kunstroutes en biënnales. Met name stadskerken openen hiervoor hun deuren, maar ook (kleine) kerkgebouwen op het platteland tonen zich gastvrij.
Soms schept een kerk een bijzonder podium voor beeldende kunst. De rooms-katholieke Vredeskerk van priester Pierre Valkering in de Pijp in Amsterdam ontwikkelde bijvoorbeeld De Tribune: een open ruimte boven het altaar, bestemd voor video-installaties en conceptuele en ruimtelijke projecten van zowel gevestigde als jonge kunstenaars. In dezelfde stad bedacht de Nieuwe Kerk de functie van ‘kerkmeester’. Jaarlijks, tijdens de zomer, kreeg een gerenommeerde kunstenaar gedurende twee maanden de zeggenschap over het gebouw.
Kunstenaars worden tevens betrokken bij nieuwe formules waarmee kerken maatschappelijke en samenlevingskwesties op de agenda zetten. Ook is er het zogeheten ‘creatief diaconaat’: initiatieven (manifestaties, installaties, presentaties, kunstopdrachten) op het raakvlak van kerk, samenleving, zorg en creativiteit, waarbij de artistieke sector wordt uitgenodigd zich maatschappelijk te engageren binnen de diaconale praktijk.
Parallel hieraan speelt er een heel ander proces. Met het wijkende christendom – zowel in Nederland als in de ons omringende landen – en de blijkbaar onstuitbare ontkerkelijking raken veel kerkgebouwen ontvolkt. Toch wil niemand deze kerkgebouwen kwijt. Ze zijn beeldbepalend voor dorp of stad en symbolisch voor een gedeeld verleden. Tal van buiten gebruik gestelde kerken blijven met vereende kracht behouden. Ze worden woningen en hotels, winkels en cafés, sporthallen en gezondheidscentra. Voor kerken waar nog in enige mate een eredienst plaatsvindt, wordt gezocht naar een ‘cohabitatie’ van, bij voorkeur, activiteiten in de culturele en levensbeschouwelijke sfeer.
Veel kunstenaars herontdekken het kerkgebouw als een ruimte die met hun werk een verdiepende dialoog aangaat. Het past ook bij de veranderingen in de kunst zelf: schilder- en beeldhouwkunst staan tegenwoordig naast nieuwe dynamische disciplines als audio- en lichtinstallaties, multimediale projecties, interventies en performances.
Ongetwijfeld is er ook een verband tussen het vertrek van de klassieke gelovige uit het kerkgebouw en de belangstelling van de kunstenaar voor de opengevallen plaats. De ruimte lijkt ontvankelijker voor twijfel en vragen, en verdraagt een bredere invulling van de thematiek. Tegelijkertijd behoudt het kerkgebouw, zelfs als het is afgestoten en herbestemd, voor velen een zeker ‘sacraal sediment’, een achtergebleven ‘heiligheid’. Kunstenaars verwerken die notie vaak in hun projecten.