Oud en nieuw

Het herbestemmen van een kerkgebouw betekent in de praktijk vaak dat aanpassingen nodig zijn om het voor de nieuwe functie geschikt te maken. Maar wanneer is zo’n herbestemming geslaagd? Over het ontwerpen aan kerkgebouwen is het nodige te zeggen.

Deze discussie speelt zich tegenwoordig veel publieker af dan vroeger. Kerken zijn door de tijd heen voortdurend aangepast omwille van liturgische veranderingen, maatschappelijke ontwikkelingen en technologische verbeteringen. Het kerkbestuur was daarbij toonaangevend: verbouwingen waren vooral een interne kerkaangelegenheid. 

Bij wijzigingen voor niet-religieus gebruik is, zeker bij een monumental kerkgebouw, vandaag de dag echter niet alleen de eigenaar bepalend, maar praten ook anderen mee, zoals erfgoedprofessionals, burgers en de gemeente. Dit maakt de opgave er voor de architect niet eenvoudiger op. 

Naast de ‘onzichtbare' wijzigingen zoals isolatie en leidingen, moet de architect historische waarden en betekenissen zien te verbinden met het nieuwe gebruik en zo nieuwe kwaliteit genereren. De oplossing moet uiteindelijk breed gedragen worden, waarbij rekening gehouden wordt met verschillende wensen, belangen en navenante financieringsstromen. Het is een opgave die toewijding en zorgvuldige communicatie vereist tussen alle partijen.

Toparchitecten

Eeuwenlang waren het de toparchitecten van Nederland die ook kerken ontwierpen. Vanaf de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en als gevolg van een groeiende secularisering eind jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd het ontwerp van kerkgebouwen echter een stiefkindje in de architectuur. Restauratie en herbestemming waren vooral voorbehouden aan restauratiearchitecten. Een metier dat in de ogen van 'echte' architecten op een lager plan stond dan een eigen nieuw ontwerp realiseren. Tijdens de economische crisis 2008-2015, toen nieuwbouw grotendeels stilviel, ontdekten de nodige ontwerpers, soms noodgedwongen, de uitdagingen en complexiteit van de bestaande bouw. 

Inmiddels maakt herbestemming en transformatie onderdeel uit van het portfolio van zowel een groeiende groep jonge, als gearriveerde architecten. Een belangrijk vraag voor de ontwerper is hoe het spanningsveld overbrugd kan worden tussen de gewenste hedendaagse aanpassingen en het behoud van de cultuurhistorische warden. Waardecreatie is nodig om waardebehoud mogelijk te maken. Het is een evenwichtsoefening: enerzijds moet de architect zich kunnen voegen, en de bestaande kwaliteiten vooral tot hun recht laten komen, anderzijds moet de architect nieuwe kwaliteiten toevoegen.

Inbouwpakket

Om de waarden van een kerkgebouw maximaal te kunnen behouden, maken architecten regelmatig gebruik van doos-in-doos-oplossingen. Een belangrijke reden hiervoor is dat de aangebrachte veranderingen zo in principe reversibel zijn. Zo is in de Heilig-Hartkerk in Roosendaal, die een gezondheidscentrum is geworden, de volle hoogte in het midden en zuidelijke gedeelte van het gebouw nog goed te ervaren door de asymmetrische wijze van inbouwen.

Tegelijkertijd laat het inbouwpakket van Rothuizen van Doorn
't Hooft Architecten bij binnenkomst meteen zien dat het nieuw is. Want dat vormt een ander aspect van de koorddans die de architect moet uitvoeren.

Hoewel van de architect bij een herbestemming een bepaalde mate van dienstbaarheid aan het oorspronkelijke ontwerp en interieur verwacht mag worden, moet hij ook een eigentijdse laag toevoegen. De vraag is dan ook niet zozeer of een toevoeging mooi of lelijk is, of dat het gekozen material in de smaak valt of welk interieuronderdeel wel of niet bewaard is gebleven. De werkelijke vraag moet zijn of er een oplossing gevonden is die maakt dat het uiteindelijke resultaat meer is dan de afzonderlijke onderdelen - een sublimatie van de identiteit van het gebouw en de functionele en ruimteliike kwaliteit van het ontwerp.

Soms wordt dat antwoord niet in de kerk zelf gevonden maar juist daarbuiten. Door het kerkgebouw opnieuw te verbinden met de omwonenden en de omgeving ontstaat een nieuwe, niet op religie gebaseerde, betekenisvolle connectie. Zo is in Helmond de omarming door de bevolking van theater Het Speelhuis in de Onze-Lieve-Vrouwe-ten-Hemelopnemingkerk door van Dongen Koschuch Architects letterlijk vertaald door een aanbouw van glas die de kerk 'omhelst' en haar tegelijkertijd zichtbaar en verbonden houdt met de stad. De voorzijde van het theater bevat een grote glazen schuifwand die bij mooi weer geheel open kan. Theater en stad lopen dan in elkaar over en zijn fysiek één geworden.

Gebouw en omgeving

Dit denken over gebouw en omgeving is ook zichtbaar in het kerkje van Klein Wetsinge, dat in 2016 door de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus werd verkozen tot Beste Gebouw in de cate-gorie Leefbaarheid & Sociale Cohesie. In de oorspronkelijke ruimte is door Jelle de Jong Architecten een multifunctioneel buurtcentrum gecreeerd. Hoewel het kerkje op zich niet heel bijzonder is, ligt het landschappelijk gezien op een fraaie plek. De architect heeft een panoramavenster in het dak geplaatst die een weids uitzicht biedt op het Reitdiepdal. Bezoekers lopen via de donkere kap naar de 'panoramacabine' en ervaren daar het landschap. De kwaliteit van de omgeving is zo geintegreerd in het ontwerp van de kerk.

Waardebehoud en waardecreatie kennen dus vele dimensies. Meerdere voorbeelden laten zien hoe bouwkundige ingrepen de waarde van het gebouw veranderen en hoe herkenbaarheid en beleefbaarheid van het voormalige kerkgebouw daarmee een nieuwe fase ingaan. Hoe een balans gevonden is op het evenwichtskoord.